nu ik de 
stilte draag
is geen gewicht
mij te zwaar

Een hoop mieren

Ik ben het jachtende stadsgebeuren ontvlucht. 
Ik heb dat stiekem gedaan. Niemand mag het 
weten. Ik ben, ook heimelijk, in een mierenhoop
gekropen. Hij lag midden in een groot dennenbos. 
Ik had er een week voor uitgetrokken. Het was 
een levendige hoop. Het krioelde er van de
mieren. Na een uur worstelen én met de beesten
én met de dennentakjes maar vooral met mezelf,
lag ik er helemaal in.
Mijn etenswaar had ik goed verpakt.
Ik heb de mieren zo wel goed leren kennen,
ik denk als geen ander. Ik heb al hun gangen
nagegaan en bovenal hun taal bestudeerd. 
Ik weet nu wat krioelen is; ik was helemaal
mier. Ze hebben geen gang overgeslagen. 
Het was een volle week mierengesjouw en
geroezemoes. Het waren rooie.
In mijn droom zag ik gekleurde, vierkante wolken. 
Het leek alsof ‘n regenboog in partjes was gehakt.
Het was een fantastisch, kleurrijk gezicht. Veel
mooier als een gewone boog. Tussen de blokken
door zag ik de blauwe hemel ook vierhoekig
verdeeld. Door de luchtstroom scheen het alsof
de plakken wolken dansten.
Een feest gelijk.
Het was een kostelijke, niet te overtreffen droom.
Als dit nog slechts een afspiegeling is van wat
daarachter zit, dan zijn alle dromen klein, nietig,
nietsbetekenend. Er staat ons dus nogal wat te
wachten.
Ik wil er al van gaan dromen; overmooi.
boterbriefjes
smelten als
sneeuw voor
de zon
als ik de zon
de zee zie kussen
hoor ik haar
erin wegsmelten
de bloem die de mens
als mens
voortbrengt
verdort nooit

mijn gedichten zijn 
ongerijmd.
geen woord past op
elkaar.
ik heb ze maar
gelijmd
anders staat het gedicht zo
raar.
ondanks harde wind
oplopend tot stormkracht acht
gaan we ‘saam naar bed
in de teunisbloem
zijn alle bloemen
en al het andere
wat er groeit en
bloeit, symbolisch
verenigd.
zij groeit,
zij bloeit én
zij sterft
waar je bijstaat.
en gelijk heeft ze
de medaille heeft twee kanten
en ook nog ‘n rand
een vliegje
van een
milligram zwaar
was binnen
een dag
met haar
leven klaar
eindelijk weer wind
dankbaar buigen bomen en
wuiven de blaren
loerend voor een gat
wacht de kat op haar kansen
zo stil als een muis
de luchtkastelen 
in het bejaardentehuis
zijn een kamer groot
opspattend water
midden in de lentezon
zo helder als glas
in de vooravond
springt de teunisbloem open
voor de nachtvlinder
hoe groter
het verdriet
is de
nabijheid
het
dichtst
geen klap gehad
en de rest
ook niet 
het is maar
een fragment 
uit de
massa

je wordt
gevormd
door
de minnen
en de plussen
het is grote
zonden
in de 
schepping
te snijden
in de wereld
is veel armoede
en gebrek aan
woningen
maar niet
bij onze
Lieve Heer
nog
niet
alles
is
niks
niet alle dagen
beklijven
niet alle teksten
beklijven
al is er maar een
woord dat beklijft
heb ik een houvast
in mijn leven
ik ken maar
twee mensen
die gestorven zijn
op Goedevrijdag
en dat zijn
GOD
en
mijn vrouw
GREET
met de
kennis
van toen
moeten wij
het vandaag
doen
ik ben bij jou
bij elke noot
die ik neurie
iedereen
heeft
zijn
eigen
ik
het aardse leven
is slechts
een springplank
naar de 
Waard
pas
als je
er voor 
een ander
bent
ben  je
er
hoe groter de
verschillen
is de
meerwaarden 
van het
leven
is het in de
hemel
aardsdonker
of
verblindend
hemelslicht
de liefde
die een 
dag duurt
en de wereld
omspant

na de dood
is er een begin
dat nooit
sterft
rimpelloos water
om de stilte te
vieren
sluit ik mijn
ogen
kijken naar 
de bloemen
luisteren
naar 
de wind
nu als een
oud baasje
toen als een
kind
nu ik geen wad
meer loop
voel ik me
maar een
droogkloot
en loop ik maar
wat
er is
nergens
niet aan
gedacht
als passant
ben ik gekomen
en na een wijl
gegaan
wat niet boven
water
is gekomen
is in de 
eeuwigheid
verdronken
als u de dood
kunt zien als 
een promotie
is het een mooie
verhoging
het is een
genot om
niets te
willen
zodat anderen
wat meer hebben
boven de
Allerbovenste
is geen
boven meer
ik wil niets in het
honderd laten
lopen
ook al ben ik
al een heel 
eind op weg
met een 
slaksnelheid
heb ik het dal
overwonnen
nu kijk ik 
op het meer
verder kijken
dan de aardse
grenzen
in de 
eindeloze
verte
als ik niets
van je hoor
geen tijding
is goede tijding
is het slecht
nieuws
mijn
bezit
is 
mijn
zijn
Ik loop
graag wad
en daarom
loop ik wat