de dichter zei
ik ben God dichterlijk
aan het benaderen
en God zei 
God wat een gedicht
ik heb woordenboeken
vol geluisterd en met
een blad voor mijn
mond gesproken
ik heb tijd genoeg
zei de eendagsvlinder
het is pas ochtend en
ik heb nog een hele
dag voor de boeg 
om te schitteren
 
mijn leven is in herfsttooi
links en rechts wat grijs
maar toch nog wondermooi

er is geen munt uit lief-
de te slaan en munt lief-
de niet uit door te slaan
alle mensen leven in
verwachting en enkelen
krijgen er een kind van
als ik naar mijn 
schaduw zwaai,
zeg ik zachtjes,
jonge,
hou je taai
de kalende boom
laat zien hoe mooi hij is 
zonder bladeren
nu het al licht wordt 
de zon nog achter de kim
fluiten de vogels
de geur van de wind
de wind uit verre streken
naar verre streken
lieveheersbeestje
met ragfijne vleugeltjes
onder vleugeltjes
na de facelift
alle rimpels verdwenen
het is geen gezicht
vroeg in de ochtend
een roodborstje op de sneeuw
en brood er onder
het geluid van de zee
draag ik altijd met mij mee
in een schelpje
ochtend nevel
aan de navelstreng een kalf
in dampend zweet
met de ogen toe
heb ik intens geluisterd
toen zag ik alles
in de versierkunst
kom ik handen en voeten
en bloemen te kort
opdampende dauw
sporen in het natte gras
lopen naar het bos
voor de eerste keer
loopt mijn dochter hand in hand
met een andere knul
uit het schijnbaar niets
borrelt een reeks luchtbellen
naar het schijnt naar niets
in ijsblauwe lucht
kringelt witte schoorsteenrook
in winters landschap
rimpelloos water
om de stilte te vieren
sluit ik mijn ogen
in het blinkend licht
even maar heel even maar
een glimp van je gezicht

met het pretpakket
heb ik wel lol gehad
maar geen diploma
de wilgenkatjes
ze zijn er weer
ik sta stil
straks barst de lente
de dag is voorbij
hoe helder klinkt de koekoek
tegen de avond
samen aan tafel
er wordt geen woord gesproken
en dat zegt alles
ze bloeit weer op
de roos die ik water gaf
ze bloeit weer als toen
diepdonker water
stroomt langzaam voor mij uit
soms met een blaadje
in het lege huis
vol van de geuren van toen
klinkt het o zo hol 
de vogel in mij
is dag en nacht onrustig
vliegt van her naar der
het geluid
van de waterval
is het lied
van de vrijheid
 een gedichtje moet je langzaam lezen  
laten smelten op je tong
en daarna inhaleren
laat elk woord uit het gedicht schitteren
en het is een schitterend gedicht
winterkoninkje
was maar blijven zitten
ik had je niet gezien
 nog een enkel blad
houdt ondanks de harde wind
even de herfst vast