mijn gedichten zijn 
ongerijmd.
geen woord past op
elkaar.
ik heb ze maar
gelijmd
anders staat het gedicht zo
raar.
ondanks harde wind
oplopend tot stormkracht acht
gaan we ‘saam naar bed
in de teunisbloem
zijn alle bloemen
en al het andere
wat er groeit en
bloeit, symbolisch
verenigd.
zij groeit,
zij bloeit én
zij sterft
waar je bijstaat.
en gelijk heeft ze
de medaille heeft twee kanten
en ook nog ‘n rand
een vliegje
van een
milligram zwaar
was binnen
een dag
met haar
leven klaar