alsof het zeggen wou
waarom had ik zo’n kort bestaan
een dopeling in rouw
geen woord kwam over haar lippen
niemand heeft haar stem ooit gehoord
ze heeft nooit aan melk kunnen nippen
het levensritme had dat verstoord
haar leven was negen maanden lang
in de moederschoot verborgen
ik wachtte op haar kinderzang
ze was, en is, zo goed geborgen